Jurisprudentie grensoverschrijdende arbeid
In het grensambtenarenarrest werd besloten dat Nederland geen grondslagvoorbehoud kan toepassen bij buitenlands belastingplichtigen die in Nederland werken. Dit zorgde ervoor dat het belastingverdrag van doorslaggevend belang werd, waardoor bijvoorbeeld het negatieve inkomen uit de buitenlandse eigen woning niet kon worden afgetrokken van het Nederlandse loon.
Op het bovengenoemde uitgangspunt volgde een uitzondering via het Schumacker-arrest. Het Hof van Justitie EU bepaalde dat wanneer een belastingplichtige het grootste deel van zijn inkomen en gezinsinkomen, verwerft in een andere lidstaat dan de woonstaat, de werkstaat rekening dient te houden met de fiscale draagkracht van de belastingplichtige. Dit vanwege het feit dat in de woonstaat niet genoeg inkomen bestaat om rekening te houden met de aftrekposten die zien op de persoonlijke en gezinssituatie van de belastingplichtige. In vergelijkbare zin is beslist in het Renneberg-arrest.
De vraag die opkomt, is wanneer een niet-inwoner voldoende inkomen geniet in een andere staat. Uit het Gschwind-arrest kan een grens van minimaal 90% worden afgeleid. Is dit 90% criterium echter een harde procentuele grens en aan welke fiscale maatstaven dient deze grens te worden beoordeeld? De Belastingdienst gaat vooralsnog uit van 90%. De mogelijkheid is aanwezig dat ook een lager percentage voldoende kan zijn. Dit zal door de toekomstige jurisprudentie nog nader ingevuld worden. Onze fiscalisten volgen deze ontwikkelingen op de voet.
Kwalificerende buitenlandse belastingplicht (sinds 2015)
Sinds het jaar 2015 kan niet meer worden gekozen voor fictieve binnenlandse belastingplicht in Nederland. Hiervoor is de regeling voor de kwalificerende buitenlandse belastingplichtige in de plaats gekomen. Deze regeling is geen keuzeregeling en is verplicht van toepassing. Er wordt wel of niet voldaan aan de eisen. Door middel van deze regeling kan een inwoner van België dezelfde aftrekposten, heffingskortingen en heffingvrij vermogen krijgen als een inwoner van Nederland. In veel gevallen zal de voornaamste aftrekpost de Nederlandse hypotheekrenteaftrek zijn.
De belangrijkste voorwaarde om in aanmerking te komen voor de regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtige is dat over 90% van het wereldinkomen in Nederland belasting verschuldigd is. De 90%-voorwaarde moet per persoon worden getoetst. Onder omstandigheden kan voor fiscale partners een uitzondering gelden indien gezamenlijk wel aan de 90%-voorwaarde wordt voldaan. Belastingplichtigen die van deze regeling gebruik willen maken dienen jaarlijks een inkomensverklaring te overleggen. Deze verklaring bevat een overzicht van de inkomsten die in de Belgische aangifte zijn aangegeven.
Bij deze 90%-voorwaarde wordt gekeken naar het wereldinkomen. Met wereldinkomen wordt bedoeld het inkomen uit box 1 (inkomen uit werk en woning), box 2 (inkomen uit aanmerkelijk belang) en box 3 (inkomen uit sparen en beleggen) samen. Hierdoor kan het zijn dat iemand die volledig in Nederland werkt toch niet van deze regeling gebruik kan maken, indien deze belastingplichtige bijvoorbeeld veel vermogen in box 3 bezit. In zo’n geval kan het herstructureren van het vermogen een oplossing zijn.
De Nederbelg en de grensarbeider wonend in België dienen zich dus regelmatig te beraden of aanpassingen in hun persoonlijke situatie nodig zijn. Deze aanpassingen kunnen zich in velerlei varianten voordoen. Het kan neerkomen op het wijzigen van de eigendomsverhouding van de woning, waardoor de in België werkende partner de eigendom overdraagt aan de in Nederland werkende partner, maar ook op het verminderen van het box 3 vermogen door schenkingen of anderszins. Ook kan het simpelweg aflossen van een klein deel van de schuld de renteaftrek over de resterende schuld in sommige gevallen weer laten herleven. Dit is echter maatwerk dat per persoon uitgezocht moet worden.